Augustus 1968: Feyenoorder Ove Kindvall laat Theo Cornwall van DWS zijn hielen zien |
Bron: Nationaal Archief/Anefo; Fotograaf onbekend; CC0
Augustus 1968: Feyenoorder Ove Kindvall laat Theo Cornwall van DWS zijn hielen zien |
Bron: Nationaal Archief/Anefo; Fotograaf onbekend; CC0
Spelend in een groot toernooi, is de droom van elk deelnemend team uiteraard om geschiedenis te schrijven. Maar zoals Engeland tijdens het EK 2016 tegen IJsland ontdekte, kan het uitkomen van die droom heel anders uitpakken dan verwacht. Je kunt namelijk ook het verkeerde soort geschiedenis schrijven. De gênante uitschakeling tegen IJsland zal voor eeuwig voortleven in de herinnering van Engelse voetbalfans. Maar dan wel als het 21ste-eeuwse equivalent van die eerdere nauwelijks te geloven Engelse nederlaag: de 0-1 tegen de Verenigde Staten tijdens de groepsronde van het WK 1950 in Brazilië.
Engeland gold destijds als één van de favorieten. Het leek ook een sterk team te hebben, met spelers als Stan Mortensen, Alf Ramsey, Tom Finney en aanvoerder Billy Wright, de onverzettelijke verdediger van Wolves die meer dan honderd caps zou verzamelen ondanks het feit dat hij actief was in een tijd dat er veel minder interlands werden gespeeld dan tegenwoordig en hij ook nog eens de eerste paar jaren van zijn interlandcarrière misliep door de Tweede Wereldoorlog. De eerste wedstrijd in Brazilië, tegen Chili, was keurig met 2-0 gewonnen. Tegenover de Engelse profs stelden de Verenigde Staten, die hun eerste wedstrijd met 3-1 hadden verloren van Spanje, in het Estádio Independencia in Belo Horizonte een team van veredelde amateurs op.